Risicos windparken op zee

In de media komen steeds meer artikelen over de risicos voor windparken. Dit sluit aan met de conclusie van mijn thesis over de kostendalingen van offshore wind. Voor Nederlandse windparken en in het windpark Borssele zijn er onzekerheden dus risico’s. Hieronder zal ik de twee belangrijkste toelichten:

Een van de onzekerheden voor Borssele windpark is de windopbrengst door wake effect oftewel windschaduw. Windschaduw is te vergelijke met het gezegde ‘wind uit de zeilen nemen’.  Grote windturbines moeten minimaal een kilometer uit elkaar liggen om windschaduw te voorkomen anders resulteert dat in gemiddeld lagere windsnelheden en dat heeft grote gevolgen voor de stroomopbrengst. Nu liggen de 6 Belgische windparken pal tegen de zuidwesthoek van ‘Borssele’. Daarnaast zijn ook de 4 Borssele kavels te klein opgezet om voor een ideale positionering van de turbines. Hierdoor zal door windschaduw de stroomopbrengst tegen gaan vallen. De stroomopbrengst is sowieso de afgelopen jaren ook al zo’n 10 procent lager door een lager dan verwachte windsnelheid. De reden is vermoedelijk een 30-jarige NAO-cyclus die de gemiddelde windrichting en windsnelheid bepaald op de Noord Atlantische Oceaan.

Ook het Nederlandse subsidiesysteem voor duurzame energie (SDE+) is risicovoller dan van de buurlanden. Er is namelijk een maximum gesteld voor het subsidiebedrag. Voor windpark Borssele ligt deze bodem- of basisprijs op 2,9 ct€/kWh. Dus de eerste tender Borssele I en II en tweede tender Borssele III en IV krijgen 7,3 cent resp. 5,5 cent mits de prijs voor windstroom boven de 2,9 cent ligt. Deze windstroomprijs wordt jaarlijks berekend door het ECN en wordt afgeleid van de gemiddelde handelsprijs op de APX (2016: 3,22 cent) en een zgn. profiel- en onbalansfactor voor windenergie (2016: 0,82). De marktwaarde van windstroom ligt namelijk beduidend lager dan gemiddelde ‘grijze’ stroom door de wisselvalligheid en onvoorspelbaarheid van wind. De verwachting is dat deze profiel- en onbalans factor verder zal gaan dalen door groter aandeel wind in de totale stroomopwekking. De gemiddelde stroomprijs zal naar verwachting lager worden en daarnaast de relatieve marktwaarde van windstroom.  Indien windstroomprijs jaarlijks lager ligt dan 2,9 cent/kWh (in 2016: 2,4 cent) zal dus niet het gehele tenderbedrag worden ontvangen.

Windpark investeringen worden zo’n 20% door eigen geld gefinancierd. De rest zal moeten komen van een consortium van een tiental banken. Voor de bovengenoemde onzekerheden zullen de banken een hogere premie vragen en door die hogere rentes zal de financiering lastiger worden. Tenzij bepaalde instanties garanties afgeven zoals is gebeurd bij windpark Gemini door Europese Investeringsbank (EIB).

De nieuwe windparken op zee zullen zorgen voor een groter aanbod van stroom op met name windrijke dagen. Stroom kan niet grootschalig worden opgeslagen dus het marktmechanisme zal ervoor zorgen dat door dit overaanbod de stroomprijs zal dalen. Windenergie kannibaliseert als het ware zichzelf. Het rendement van elektriciteitscentrales van stroombedrijven als Dong en Eneco zullen hierdoor ook dalen. Dan is een boete van € 34 mln voor het annuleren van de windparken wellicht de goedkoopste optie.